vrijdag 25 september 2015

Le Butcherettes – 'A raw youth': groots opgezette sound in dwarse punkklei

Met hun derde langspeler plaatsen Le Butcherettes zich pal op de virtuele scheidingslijn tussen alternatieve en commerciële rock. Op 'A raw youth' zijn het vooral de heldere, overdadig uitgewerkte productie van Omar Rodríguez-López, de beurtelings naar QOTSA en The White Stripes verwijzende wat pompeus stompende kadansen en de aan de Yeah Yeah Yeahs herinnerende glampop-elementen die de hendel een flinke ruk richting groots opgezette sound geven.


Daartegenover staat dat frontvrouw Teri Gender Benders geloofwaardig geëngageerde teksten, de niet altijd even voor de hand liggende songstructuren en de veelheid aan soms op het eerste zicht weinig congruente invloeden die het geheel een licht experimentele toets geven, het Mexicaans-Amerikaanse trio met twee voeten in de dwarse indieklei verankerd houden. De gedreven, krachtige en uiterst beweeglijke vocalen gekoppeld aan de interessant diverse songschrijverij - steevast minstens één oor op het melodische gericht houdend - verlenen het album dan weer ruim voldoende consequentheid.

Zo kunnen Gender Bender & co probleemloos openen met een redelijk rechttoe rechtane punkrocker ('Shave the pride') om daarna alsnog onder meer een op keyboards drijvend indiepopnummer ('My Mallely'), een lap weird aanzwellende Spaanstalige psychedelica ('La uva') en een dreigende sleper ('Witchless C spot') in een logisch overkomende sequentie te plaatsen. Alsof dat nog niet voldoende kan tellen qua kwaliteitsgarantie, hangen daarenboven Iggy Pop en John Frusciante deze plaat mits opgemerkte gastbijdragen hun keurmerk om de hals. De band ligt trouwens al langer erg goed bij collega muzikanten. Aan hun vorige worp werkte namelijk zowel Henry Rollins als Shirley Manson mee, en onlangs namen (The) Melvins het drietal nog enthousiast mee op tour.

Waar Le Butcherettes met 'A raw youth' logischerwijze op de radar van pakweg Lowlands, Dour en Pukkelpop zouden moeten verschijnen, kan je ze dit najaar nog kleinschaliger aan het werk zien in onder meer Magasin 4 (Brussel, 19.11), De Veste (Delft, 20.11) en de Oefenbunker (Landgraaf, 21.11).

maandag 21 september 2015

Leffingeleuren met o.a. La Luz, TORRES en Menace Beach op 19.09.15

Het festivalseizoen in stijl afsluiten kon je ook dit jaar naar goede gewoonte in de schaduw van de kerktoren van Leffinge, waar De Zwerver een prima affiche verdeelde over drie dagen en vier podia, waarvan er eentje gratis toegankelijk was. Op dit laatste krijgen een hele reeks singersongwriters een namiddag lang speelgelegenheid aangeboden, waarna, via een uitgebreid burlesque intermezzo, de lijzige garagerockers van The Future Dead de zaak mogen afsluiten.


Ook voor het betalende gedeelte krijgen enkele Belgische acts een duwtje in de rug door hen de grote zalen te laten inspelen. Zo brengt het de clichématische rockposes niet schuwende dirk. in de vroege namiddag een soort hedendaagse indierock die geregeld wat bombastisch overkomt en bij momenten wel erg de lamenterende tour op gaat.

In een Kapel gedoopte tent mag Blow dan weer een eerste poging ondernemen de mensen in beweging te krijgen met enkel drums en twee saxofoons. Hun eerder simpele, instant dansbare stukken verraden nog een ruime progressiemarge, onder meer op het vlak van structurele uitwerking en totaalgeluid.

Met maar liefst drie gitaren trekt Menace Beach even later wel een flinke wall of sound op die een aardig volgelopen café onderdompelt in een heuse rockclubsfeer. Tussen de stomende geluidsgolven blijken de Britten evenwel aardig wat catchy deuntjes verborgen te hebben die grotendeels teruggrijpen naar de jaren 90; denk dan vooral richting The Vaselines, Teenage Fanclub en The Charlatans. Terwijl frontman Ryan Needham voor een gedreven, wat theatrale performance zorgt, is het vooral gitariste/toetseniste/vocaliste Liza Violet die met een hele resem ingenieuze aanvullingen op bescheiden wijze de show steelt.

Het naar triphop neigend nummer waarmee TORRES vervolgens overtuigend aanvat in de grote zaal stelt spilfiguur Mackenzie Scott in staat meteen uit te pakken met haar veelzijdig en diep spittende stemgebruik dat niet moet onderdoen voor pakweg Sinéad O'Connor. Met 'Sprinter' eerder vroeg in de opbouw blijft de strakke, plechtstatig statische begeleidingsband hierna wat lang in eenzelfde register steken om voor de hele duur van het optreden even hard te kunnen beklijven. Pas helemaal op het eind krijgt de gashendel nog eens een ferme ruk voorwaarts, en haalt Scott (eindelijk) haar door merg en been snijdendste schreeuwvocalen weer boven.

Waar Wand binnen elk nummer een geweldige dynamiek weet neer te leggen, hebben de Californiërs behoorlijk wat moeite deze lijn naar een hele set te vertalen. Dat het kwartet in het begin te kampen heeft met drumtechnische problemen wordt prima opgelost door spontaan enkele covers van Lou Reed en Neil Young uit de mouw te schudden, en blijkt immers niet de hoofdoorzaak van de rommelige indruk die ze wekken. Hun garagepunk met psychedelische invloeden genre de Black Lips werkt van climax naar climax, maar ze kunnen deze hoogtepunten nergens lang genoeg aanhouden noch organisch laten uitdoven. Speerpunt Cory Hanson lijkt daarenboven al te opzichtig met de drummer op een eiland te spelen, wat het geheel uiteindelijk niet ten goede komt.

Voor echte verrassingen kom je bij Dans Dans ondertussen niet meer te staan. Hun instrumentale rock is nagenoeg helemaal gestoeld op Bert Dockx' enorme arsenaal aan jazzy gitaarprogressies, wordt technisch perfect uitgevoerd, en met voldoende gevoel en variatie gebracht om een klein uur te blijven boeien en het soundtrackgevoel volledig te overstijgen. De indrukwekkende totaalsound speelt hierbij uiteraard allerminst een geringe rol.

Dat La Luz vorig jaar tijdens Instant Karma een erg goede beurt maakte leverde het viertal een welverdiende plaats als afsluiter van de Kapel op, een rol die de Seattleites met verve op zich nemen. Shana Cleveland op kop wekken de luzers een uiterst geconcentreerde indruk, waardoor zelfs met een vergrootglas geen slordigheidjes meer te bespeuren vallen. Toch gaat dit niet ten koste van de levendigheid van de performance. Hun fabelachtige indiesurf schippert succesvol tussen bedwelmen en opzwepen, en vormt in wezen één groot reclameboodschap voor het nieuwe album 'Weirdo shrine' dat ze deze tour komen voorstellen. Uiteraard krijgen ook een aantal nummers uit 'It's alive' een plaats in de goed uitgebalanceerde set, met name de drie singles aangevuld met het op de tot de verbeelding sprekende frase “There's rats in the ceiling, hear them crawl” drijvende 'Morning high' en het hypnotizerende 'You can never know', waardoor La Luz zich als niet minder dan een ijzersterke afsluiter presenteert.

donderdag 17 september 2015

Mark Lanegan – 'Houston': sinistere gospelcountry

Vooraleer hij via QOTSA en entourage uiteindelijk terecht kwam bij een Belgisch getinte begeleidingsband, vormde Mark Lanegan tijdens en na zijn Screaming Trees-jaren een hechte tandem met Mike Johnson om zijn onder eigen naam uitgebracht werk mee uit te brengen. Toen deze samenwerking vlak na de eeuwwisseling onder meer vanwege Johnsons verhuis naar Frankrijk ten einde liep, leek het er lange tijd op dat 'Field songs' het slotakkoord vormde op deze vruchtbare periode waarna met 'Bubblegum' een nieuwe richting werd ingeslagen. 


Ondertussen blijkt echter dat de heren in 2002 al een opvolger klaar hadden die om onduidelijke redenen pas nu een officiële release krijgt. In tegenstelling tot wat ondertitel 'Publishing demos' suggereert, vormt 'Houston' immers een volwaardig en een (productioneel) afgewerkt geheel dat volledig in lijn ligt met 'Scraps at midnight' en het eerder genoemde 'Field songs'. Zo neemt de akoestische gitaar een centrale plaats in de begeleiding in, gaan de keyboards verbeten op zoek naar de desolaatste geluiden die doorgaans enkel uit de meest sinister klinkende kerkorgels vallen te halen en duiken geregeld onversneden westerngitaarpartijen op. Het tempo wordt constant laag en dreigend gehouden waardoor de focus op de diepe warmte van Lanegans timbre komt de liggen, en de frontman tevens voldoende ruimte en gelegenheid krijgt vocaal tot op het bot te gaan.

Terwijl een ware gospelfeel altijd binnen handbereik blijft, staan soulvolle countryrockers ('No cross to carry') in een vertrouwde afwisseling met meer somber mijmerend materiaal ('A suite for dying love') en hypnotizerend slepende, donker psychedelische stuff ('Two horses', 'Way to tomorrow'). Van de twaalf nummers verschenen het ingetogen 'Halcyon days' en 'Grey goes black' (dat buiten de titel niks te maken heeft met de song op 'Blues funeral') trouwens al als bonus op de 'Has God seen my shadow'-anthology, en ken je 'When it's in you' in een andere versie als 'Metamphetamine blues'.

Uiteindelijk zet 'Houston' nogmaals in de verf dat Mark Lanegan lange tijd een ideale muzikale match vond in Mike Johnson die hem, teruggrijpend naar elementen uit de allerauthentiekste americana, in staat stelde zijn wanhopige, zielsverslindende verhalen uit een helse onderwereld met de mensheid te delen. Moest het in de toekomst ooit tot een hernieuwde collaboratie komen, juichen we dit alleen maar toe.

dinsdag 15 september 2015

Aftellen naar nieuwe Chris Cornellplaat 'Higher truth'

Slechts enkele dagen scheiden ons nog van de release van Chris Cornells vierde studio-album als solo-artiest. Het maar liefst vijftien nummers tellende 'Higher truth' werd geproducet door Brendan O'Brien die eerder onder meer aan de slag ging bij Audioslave en Pearl Jam, en lijkt te zullen aansluiten bij 'Euphoria morning' en 'Carry on'. Zes jaar na het verschijnen van Cornells op zijn minst uiteenlopende reacties uitlokkende samenwerking met Timbaland ('Scream'), keert de Soundgarden-frontman, afgaande op de als single gelanceerde albumopener 'Nearly forgot my broken heart', immers terug naar veiligere semi-akoestische singersongwriterpaden.

Terwijl het nummer na een mondharmonica/banjo-intro al snel in de typische Cornellplooi valt, verwijst de letterlijk met galgenhumor doorspekte begeleidende video in zijn geheel naar de spaghettiwesterns van Sergio Leone. Hoewel acteur met naam en faam Eric Roberts hierin zijn opwachting maakt, is deze toch niet de meest opvallende verschijning. Het blonde jongetje dat in de clip zijn vader tevergeefs tracht te redden van executie, wordt namelijk gespeeld door Chris' nu bijna tienjarige zoontje.


maandag 7 september 2015

Mark Lanegan Band, Bruis Maastricht op 06.09.15

Ten gevolge van een aantal afzeggingen werd de Mark Lanegan Band ter elfder ure aan de affiche van het gratis toegankelijke Bruis Maastricht festival toegevoegd, een keuze waarmee je weinig mis kan doen sinds de bezetting enige jaren geleden in een definitieve plooi viel die constant een erg hoog niveau haalt en steeds beter op elkaar ingespeeld raakt. Keerzijde van de medaille is wel dat hun liveshows soms wel eens te lijden hebben onder voorspelbaarheid, vooral dan qua setopbouw.


Je kan je dan ook gelukkig prijzen dat deze keer de gebruikelijke 'Bubblegum'-nummers ingewisseld worden voor onder andere een song ('Blind') uit het zopas verschenen maar reeds in 2002 opgenomen 'Houston', waardoor met ook nog usual suspect 'One way street' en The Screaming Trees' 'Black rose way' behoorlijk wat Lanegan-pre-QOTSA materiaal op de planken wordt gebracht. Hierdoor vinden Dark Mark & co een ideaal evenwicht tussen het kabbelende gospelcountrywerk en de modern kille, haast dansbaar dreunende rock uit 's mans oeuvre.

Dat Lanegan zich achter zijn microfoonstandaard presenteert als een indrukwekkende, wat in zichzelf gekeerde verschijning hoeft ondertussen geen betoog meer. Als je de moeite in rekening neemt waarmee de frontman met zijn spreekstem de schaarse bedankjes al gorgelend uit zijn strot moet wurgen, wekt het evenwel des te meer verwondering hoe toonvast zijn vocalen op zangtechnisch vlak voor de dag komen. Noch op het croonen noch op de fel grommende uithalen valt ook maar iets af te dingen.

Alles bij elkaar genomen zorgt dit ervoor dat de Mark Lanegan Band de toeschouwers probleemloos een uur lang aandachtig voor het podium gekluisterd houdt. Ter illustratie van de puike prestatie vormt zich na de rustig ingezette en explosief eindigende afsluiter 'I am the wolf' al snel een flinke wachtrij aan de merchandisestand waar het voormalige grunge-icoon zich beschikbaar stelt voor een signeersessie.

Fred Cole (Dead Moon) raakt onwel op podium

Minder goed nieuws uit het Dead Moon-kamp: de legendarische undergroundband zag zich gisteren genoodzaakt hun optreden op het Bumbershoot festival in Seattle vroegtijdig af te breken, vermits frontman Fred Cole zich plots onwel voelde en onverwijld naar het ziekenhuis diende afgevoerd te worden. Volgens echtgenote en medegroepslid Toody Cole valt de oorzaak de zoeken in complicaties van een hartoperatie die haar man vorig jaar onderging. Freds toestand zou ondertussen stabiel zijn.

Updates kan je verachten op de Pierced Arrows Facebook.



donderdag 3 september 2015

MDC, Sport Doen & Electric Vomit in Magasin 4 (Brussel) op 02.09.15

Voor een avondje ouderwets punkvertier repte je je gisteren best naar Magasin 4. Met MDC wisten ze daar immers een voor het genre even tot de verbeelding sprekende als legendarische naam te strikken als opener van het najaarsseizoen. 


Het Luikse Electric Vomit bleek alvast een geschikte keuze om de aanwezigen in de juiste sfeer te brengen. Hun no-nonsense-aanpak, rammelend samenspel, haastig franjeloos voortjakkerende ritmesectie en a-melodieuze schreeuwvocalen zorgen voor een flinke portie hardcore punk in zijn meest typische vorm. Terwijl het geheel wel wat begeestering mist, houdt het ruwe en tegelijkertijd interessant gevarieerde lo-fi gitaarwerk uiteindelijk nog het meest de aandacht vast.

Tweede zaalopwarmer van dienst Sport Doen tapt hierna uit een technischer vaatje. Gitarist Yves Donceel drukt met zijn met de juiste attitude gebrachte arsenaal aan metalriffs, -riedels en solo's flink zijn stempel op de totaalsound. Dit neemt echter niet weg dat de door een licht excentrieke frontman aangevoerde Brusselaars tevens geregeld terugvallen op meer catchy punkrockerig materiaal à la grootheden als The Sex Pistols en The Ramones en alles nog wat afkruiden met een snuifje MC5-garage.

Wie geanticipeerd had op een zo origineel mogelijke bezetting van MDC was er vervolgens al meteen aan voor de moeite. Van de overblijvers verschijnt enkel frontman Dave Dictor, geflankeerd door een relatief jeugdige begeleidingsband, ten tonele. Dat de ritmesectie op technisch vlak zo mee kan draaien in een ingenieuze mathrockgroep en de gitarist tijdens het inpluggen spelenderwijs een aantal onvervalste blueslicks uit zijn vingers tovert, stelt het kwartet in staat een dynamische punkrockset af te leveren die zelfs iets minder strak en gestroomlijnd had mogen zijn..

De Amerikanen presenteren een soort best of waarbij ze overvloedig terug grijpen naar de beginjaren van de band. Als we het goed hebben bijgehouden passeert zo nagenoeg het volledige debuut 'Millions of dead cops' de revue. Terwijl de combinatie van Dictor met een resem onverwoestbare nummers als 'The big picture', 'Corporate deathburger', 'Greedy and pathetic' en het anthem-achtige 'John Wayne was a nazi' uiteraard de nostalgie-honger ruimschoots stilt, mis je door de band genomen toch het rauwe, gevaarlijke en onconventionele dat de authentieke hardcore indertijd kenmerkte.